Een zwart paard kwam briesend tevoorschijn. Hij liep wat mank en had diepe wonden in zijn buik en flanken. Hij had een luide hinik gehoord en wilde weten wat eraan de hand was.
"Hoi", zei hij kort.
Hij liep naar een plekje met gras en begon te grazen.
"Met wie heb ik de eer om het gezelschap te delen", vroeg hij nieuwsgierig.
Hij bestudeerde de merrie aandachtig. Het was een mooi wit paard met lange manen en ze zag er goed uit.